In dit artikel probeer ik een voorbeeld te geven van hoe je dat nou doet, psychologie koppelen aan sprookjes. En dat doe ik in de praktijk eigenlijk heel kort; ik zie een overeenkomst tussen iemands leven en (een gebeurtenis uit) een sprookje, wat ik dan vaak in een enkele zin aanreik. Als het resoneert, kan de ander de analogie dan eventueel verder invullen. Nu ik dit niet in samenspel kan doen, wordt het al gauw een heel college. Bovendien draai ik de volgorde om, want ik begin normaal bij het sprookje en dan komt de psychologie (als ik die al benoem, want dat voegt heus niet altijd iets toe). Maar voor een artikel is die volgorde verwarrend. En misschien is het sowieso niet of nauwelijks te volgen, geen idee. Ik kan alleen maar zeggen dat het in mijn hoofd hartstikke duidelijk is. Dus in de woorden van Brainpower: kom even mee in mijn gedachtegang.

Transactionele Analyse
In de Transactionele Analyse kennen we het fenomeen ouderboodschappen. Kort gesteld zijn dit de onbewuste, non-verbale boodschappen die je van de belangrijke volwassenen (met name je ouders en grootouders) in je leven meekrijgt.
Omdat kinderen volkomen afhankelijk zijn van hun ouders, zijn ze volledig op hun ouders gericht en zullen ze er alles aan doen om zich aan te passen, zelfs ten koste van zichzelf. De ouderboodschappen vangen ze op en trekken daaruit hun eigen conclusies. Dat hoeft dus niet te betekenen dat ze de werkelijke bedoeling van hun ouders opgevangen hebben. Wanneer een kind de kamer binnen rent en zijn moeder ziet fronsen, kan het direct de conclusie trekken: ‘Mamma is niet blij om mij te zien’, terwijl die frons misschien kwam door de scheur in een nieuwe broek, moddersporen op een schone vloer of zelfs door iets wat in moeders gedachten speelt en helemaal niets met het kind te maken heeft.
De conclusies resulteren in zelfopgelegde verboden (stoppers), waar vervolgens door het kind onbewuste vluchtroutes (drijvers) voor gezocht worden.

In beeld geven we dit weer als een drenkeling, ook wel the drowning person diagram genoemd. De stoppers zijn de stenen aan zijn voeten die hem naar de bodem trekken. De drijvers zijn de ballonnetjes waarmee hij erin slaagt om toch nog zijn hoofd boven water te houden.

Er zijn vijf drijvers:
1. Doe je best
2. Schiet op
3. Doe een ander een plezier
4. Wees sterk
5. Wees perfect

De drijvers zijn nog relatief makkelijk op te sporen, omdat deze gekoppeld zijn aan gedrag. Dwangmatig gedrag dat in de kindertijd nog functioneel is, maar in de loop der jaren verliest het zijn nut en gaat het steeds meer knellen.
Dan ga je op zoek naar verlichting. Misschien geef je je op voor een workshop of cursus, ga je een online challenge volgen, misschien lees je een boek of ga je met iemand praten. Het maakt niet zo bar veel uit wat je eerste stap is, zo lang je gefocust blijft op het gedrag alleen, zal niets blijvend effect hebben. En gelukkig maar, want dat dwangmatige gedrag is wel mooi dat wat je hoofd boven water houdt. Wanneer je die lijnen te vroeg doorsnijdt, zink je naar de bodem.
Dus zullen we de drijvers gebruiken als kanarie in de kolenmijn, maar in eerste instantie met rust laten. Wanneer je onder druk staat, spelen je drijvers op, wat heel waardevolle informatie geeft. Maar voor de echte oplossing zullen we dieper moeten gaan, naar de stoppers. Want daar zit de echte pijn en de werkelijke blokkade.

Er zijn twaalf stoppers:
1. Besta niet: het meest destructieve verbod. Je voelt je niet welkom, niet geliefd. Voor een kind is dit levensbedreigend, het is immers volkomen afhankelijk van de volwassenen.
2. Wees niet jezelf: eigenheid wordt niet gewaardeerd, je wordt telkens vergeleken met een ander (‘waarom neem je geen voorbeeld aan …’). Je kan ook het gevoel hebben dat je ouders liever een kind van het andere geslacht hadden gewild.
3. Wees geen kind: wanneer speels gedrag wordt afgewezen en je alleen goedkeuring krijgt wanneer je je ouder gedraagt dan je eigenlijk bent. Of je hebt als kind voor je ouders moeten zorgen, parentificatie noemen we dat. In elk geval heb je in je kindertijd niet ongehinderd kind kunnen zijn.
4. Groei niet op: wanneer je een verbod voelt op volwassen worden en je losmaken van je ouders. Dit kan zijn wanneer je de jongste of het enige kind bent en je ouders het om een of andere reden nodig hebben om te blijven zorgen.
5. Kom niet dichtbij: een knuffel of zoen is geen vanzelfsprekendheid. Wanneer ouders zich ongemakkelijk voelen bij lichamelijke intimiteit, kunnen ze deze afstandelijkheid overbrengen op hun kinderen.
6. Hoor er niet bij: je wordt altijd op een of andere manier ‘anders’ behandeld en krijgt het gevoel nooit echt ergens bij te horen. Je kan eenzaam op een voetstuk gezet worden of juist in het verdomhoekje weggemoffeld. Vaak voel je je ook niet op je gemak bij anderen, om dit verbod in stand te houden.
7. Wees niet belangrijk: iets dat stevig verankerd zit in de cultuur van calvinistisch Nederland: ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Wanneer je toont of vertelt dat je ergens goed in bent, word je direct beticht van arrogantie. En als dan ook nog in je eigen familie zit dat je jezelf moet wegcijferen en jezelf of je eigen geluk niet belangrijk mag vinden…
8. Wees niet gezond: er bestaat zoiets als ziektewinst; een voordeel uit ziek zijn. Misschien was je als kind heel vaak ziek en kreeg je daardoor aandacht en zorg, wat je niet kreeg als je gezond was. Dit is geen bewust ‘doen alsof’, niet het onschuldige dagje schoolziek, we praten over echt (ernstig) ziek zijn.
9. Slaag niet: welke overtuigingen heb je van huis uit meegekregen; dat de wereld aan je voeten ligt of dat bepaalde dingen niet voor jou zijn weggelegd? Werden je talenten aangemoedigd, genegeerd of afgekeurd? Had een van je ouders een onvervulde droom die jij overgenomen hebt? Mocht je meer succes hebben dan je ouders?
10. Denk niet: misschien heb je als kind ervaren dat je op een gegeven moment vragen stelde die volwassenen niet konden beantwoorden. Met een beetje pech werden ze dan boos. Dan leren ze je af om ‘lastige’ vragen te stellen en ‘gewoon te doen wat ik zeg‘. Echte nieuwsgierigheid wordt niet vaak gestimuleerd, op een bepaald punt moet je ‘normaal’ doen en de algemeen heersende opvatting volgen. Want er wordt veel gedacht in termen als goed en fout.
11. Doe niet: je was misschien een levendig kind, maar dit werd niet gewaardeerd. Je moest stil zijn, rustig gaan zitten en nergens aankomen. Later merk je dit terug door weinig initiatief te nemen.
12. Voel niet: je mocht niet vrijuit je emoties tonen. Vooral jongens worden geminacht wanneer ze huilen, dus dan leren ze dat wel af. Misschien was je als kind heel driftig, ook daar kan niet iedereen mee omgaan. Het makkelijkst voor de ander is om je bepaalde emoties te verbieden. Om te gehoorzamen, werp je blokkades in jezelf op.

Twee voorbeelden
Om te illustreren hoe dit werkt, kunnen we kijken naar de Disneyfilm The Princess and the Frog, losjes gebaseerd op het sprookje De Kikkerprins.
Hoofdpersoon Tiana verliest op jonge leeftijd haar vader. Ze neemt als vanzelfsprekend zijn droom over om een eigen restaurant te openen. Tiana werkt bijna non-stop in verschillende banen om voldoende geld bij elkaar te schrapen. Alles offert ze op en zet ze opzij om haar doel te bereiken. Terwijl dat nooit haar vaders bedoeling was.
Het is Tiana volkomen ontgaan dat haar vader alles had wat hij nodig had en dat het onvervuld blijven van zijn droom niet betekent dat zijn leven als geheel onvervuld was. Tiana heeft een volwassen taak op zich genomen en worstelt met de stopper ‘Wees geen kind’ – haar vaders droom moet zij van zichzelf verwezenlijken en daarbij past geen speels, kinderlijk gedrag. Keihard is ze voor zichzelf, iets wat ze duidelijk niet van haar ouders heeft. Want, en besef dit goed: kinderen leggen zichzelf de verboden op. Het is een conclusie die zij trekken, vanuit hun kinderlijk magisch denken. Wanneer dat gebeurt, wil dat niet zeggen dat ze slechte ouders hadden of zelfs maar een slechte jeugd. Iedereen heeft zijn eigen conclusies getrokken, iedereen heeft drijvers en stoppers. Of je nu uit een warm en liefdevol nest kwam of niet.

Tiana’s vriendinnetje Charlotte groeit op zonder moeder. In de film wordt niet duidelijk wat er gebeurd is, maar omdat Disney vooralsnog niet aan scheidingen doet, kunnen we wel aannemen dat haar moeder overleden is. Charlottes vader is schatrijk en geeft zijn dochter alles wat ze wil. Ze leeft in onvoorstelbare weelde.
Die weelde heeft echter een hoge prijs. Dat haar vader haar alles geeft is geen liefde, het is angst. Angst om nog een keer alleen achter te blijven. Door elke wens van haar te vervullen, blijft hij het middelpunt van haar leven, haar superheld.
Charlotte is onbewust verboden volwassen te worden en een eigen leven te gaan leiden: ‘Groei niet op’. Daarom blijft ze zich zo afhankelijk en kinderlijk gedragen, ook als ze allang een jonge vrouw geworden is. Charlotte keert op geen enkel moment naar binnen om zich af te vragen wat ze werkelijk nodig heeft. Ze blijft haar geluk buiten zichzelf zoeken, geheel in lijn met het kinderlijk magisch denken en het voorbeeld dat haar gegeven is.
En met het kennen van haar stopper, begrijpen we ook de metafoor dat haar geplande huwelijk het leven van haar vader bedreigt.

De kikker
Mensen met complementaire stoppers trekken elkaar in het dagelijks leven vaak aan en ook dat zie je hier gebeuren. Tiana mag geen kind zijn, Charlotte mag niet volwassen worden.
Nu is het interessant dat zowel Tiana als Charlotte de kikkerprins hebben gekust. Tiana veranderde daarbij zelf in een kikker, bij Charlotte gebeurde niets. Niets met de kikker en niets met haar.
Als we naar de symbolentaal kijken, dan is de kikker de ziel die zich heeft vermomd. Voor mij geeft Disney in deze film uiting aan de verwarring die in ons leven optreedt wanneer willen en moeten in het spel komen, materiële kwesties die de innerlijke stem maar al te vaak overschreeuwen.
Tiana, Charlotte en de (kikker)prins hebben zich allen laten afleiden van wat werkelijk belangrijk is. Tiana kan haar ware rijkdom niet zien, omdat ze alleen kijkt naar het materiële. Prins Naveen kan zijn materiële rijkdom niet waarderen, hij gaat waar zijn energie stroomt. Toch raakt hij van zijn stuk wanneer de geldkraan dichtgedraaid wordt. Hij gelooft dat hij geld nodig heeft om gelukkig te kunnen zijn. Dankzij Tiana’s gedrevenheid leert hij dat hij niet afhankelijk is, juist geen geld nodig heeft om gelukkig te zijn. Prins Naveens onbezorgdheid staat voor het kinderlijke dat Tiana vergeten is. Daarmee kan ze de weg terugvinden naar haar jeugd en de overvloed die ze toen kende. Hun verbintenis brengt balans tussen de twee uitersten.
Paradoxaal genoeg is Charlotte de armste. Zij kan de weg naar binnen niet vinden, ziet alleen het uiterlijke en voelt zich daar vooralsnog comfortabel bij. Haar levensstijl doet haar nog niet genoeg pijn, ze is niet bereid te veranderen en daarom krijgt Charlotte geen oproep tot avontuur.

Buitenkant versus binnenkant
Een belangrijk thema in deze film is het onderscheid tussen wat je wilt en wat je nodig hebt. Voodoo-priesteres Mamma Odie legt dit perfect helder en op swingende wijze uit.

We weten allemaal zo goed wat we willen en wat de ander moet doen voor ons. Dat is het kinderlijk magisch denken dat redding eist. En ook al geloven we dat het ons gelukkig maakt, dit verzwakt ons alleen maar.
Wanneer we al onze energie steken in wat we willen, verliezen we een dimensie uit het oog. Je krijgt alleen maar voortdurend het gevoel tekort te schieten, omdat om je heen allemaal mensen het beter doen dan jij. Dus ga je weer op zoek naar een nieuw 5-stappenmodel dat je slanker, gezonder, fitter, succesvoller, kalmer of gelukkiger zal maken. Allemaal gericht op de buitenkant, op de drijvers en op het willen.
Jim Carrey heeft vaak gezegd: “I hope everybody could get rich and famous and will have everything they ever dreamed of, so they will know that it’s not the answer.”
Om te leren wat je werkelijk nodig hebt, zal je naar binnen moeten keren. Daar waar je teruggeworpen bent op je zelf, waar je niet kan afgaan op de vorm. Onwennig. Maar dàt is het proces van volwassen worden.